Ontslag bestuurder: beëindigingsvergoeding EUR 217.000,–

bestuurder I

Ontslag bestuurder: beëindigingsvergoeding EUR 217.000,–

De werknemer, statutair bestuurder bij Kijkshop, werd op 20 april 2017 door de aandeelhouder ontslagen wegens het uitblijven van financieel herstel en het niet in staat zijn de aandeelhouder te overtuigen.

In de daaraan voorafgaande vergadering tussen de aandeelhouder en alle werknemers, heeft de aandeelhouder een plan met verscherpte ambities voorgelegd. Iedereen moest vervolgens de zaal verlaten en mocht slechts terugkeren als zij vertrouwen hadden in de tussentijds verscherpte ambities. De werknemer keerde hierop niet terug.

Na het gegeven ontslag verzocht de werknemer een billijke vergoeding en stelde dat er geen redelijke grond bestaat voor de opzegging en de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Kijkshop. Kijkshop stelde in haar verweer dat er sprake was van disfunctioneren, een verstoorde arbeidsverhouding en een “restgrond” (onvoldoende zinvolle taken na verval statutair bestuurschap).

Redelijke grond

De kantonrechter oordeelt dat het vennootschappelijk ontslag dat aan de werknemer was gegeven, in zijn aard geen voldragen “restgrond” met zich meebrengt. Als er voor de werknemer voldoende niet-statutaire taken over zijn voor een zinvol dienstverband, komt de arbeidsovereenkomst wegens het verval van de statutaire functie niet zomaar tot een einde.

Uit de aangevoerde gronden van Kijkshop blijkt dat de bestuurder niet voor financieel herstel heeft kunnen zorgdragen voor Kijkshop en dat de bestuurder de Zweedse bestuurder en de aandeelhouder van Kijkshop niet heeft kunnen overtuigen.

De kantonrechter oordeelt dat niet is gebleken dat de werknemer disfunctioneerde. De d-grond is dus niet voldaan. Disfunctioneren was nimmer onderwerp van gesprek geweest en de werknemer is daarop nooit schriftelijk aangesproken. De verstoorde arbeidsverhouding zag er met name op dat de werknemer geen vertrouwen zou hebben in financieel herstel van Kijkshop. Dit blijkt uit het wegblijven van de werknemer na de gestelde “vertrouwensvraag”. De kantonrechter merkt op dat het niet waar maken van de tussentijds verscherpte ambitie niet aan de werknemer kan worden verweten, daar dit geen onderdeel uitmaakte van zijn opdracht. Voor het overige is niet gebleken van een gebrek aan vertrouwen of een verschil van inzicht, reden waarom er geen sprake is van disfunctioneren, verstoorde verhouding of “restgrond” die beëindiging noodzaakten.

Ernstig verwijtbaar handelen

De kantonrechter oordeelt dat Kijkshop niet alleen de opzeggingsregels heeft geschonden (geen valide reden voor ontslag), maar dat het ontslag ook verwijtbaar is omdat de aangevoerde redenen voor ontslag niet de werkelijke redenen voor ontslag zijn en het gebrek aan vertrouwen en ontstane verschil van inzicht in belangrijke mate het gevolg zijn van opstelling en gedrag van de aandeelhouder/werkgever.

Voorafgaand aan de indiensttreding van de werknemer heeft Kijkshop onvoldoende informatie verstrekt over de slechte financiële situatie waarin Kijkshop verkeerde en heeft Kijkshop de statutair bestuurder niet betrokken in de daarop volgende strategiesessies.

Hoogte billijke vergoeding

De kantonrechter stelt de billijke vergoeding vast op twee jaarsalarissen. De werknemer had immers een contract voor onbepaalde tijd met een opdracht voor twee jaren. Door toedoen van de werkgever had de werknemer geen redelijke kans om hier invulling aan te geven. Voorts ontbrak een redelijke grond voor de beëindiging. Bovendien had de werknemer genoegen genomen met een lager salaris, was hij een bonus misgelopen en een transitievergoeding door het vroegtijdig ontslag. Voorts leed de werknemer reputatieschade en heeft de werkgever baten ontvangen uit hoofde van het herstelplan dat was opgesteld door de werknemer.

Voor de hele uitspraak klik hier.

Vragen over het bovenstaande? Neem dan contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van Sørensen Advocaten. Bel: 010-2492444

Yvonne Sørensen
sorensen@sorensenadvocaten.nl