22 feb Opvolgend werkgeverschap bij pre-pack
De kantonrechter Enschede heeft zich recent gebogen over een zaak waarin partijen van mening verschilden over de vraag of sprake was van opvolgend werkgeverschap en welke criteria hierbij van toepassing zijn.
In deze zaak ging het om een voorbereid faillissement, een zogenaamde pre-pack. Partijen maakten voorafgaand aan het faillissement afspraken omtrent de overname. Werknemer was in dienst bij werkgever 1, na het faillissement is zij in dienst gekomen bij werkgever 2. Na twee jaar wilde werkgever 2 de arbeidsovereenkomst van werknemer niet verlengen. Er ontstond een discussie over de vraag of sprake was van een contract voor onbepaalde tijd vanwege de ketenregeling en het opvolgend werkgeverschap.
De ketenregeling houdt in dat binnen een periode van twee jaar er drie arbeidsovereenkomsten van bepaalde tijd mogen worden aangegaan. Daarbij worden onderbrekingen van het dienstverband van maximaal zes maanden meegeteld bij de berekening van de twee jaar. Als de periode van twee jaar of het aantal van drie arbeidsovereenkomsten wordt overschreden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als contract voor onbepaalde tijd.
Het opvolgend werkgeverschap houdt in dat de ketenregeling ook van toepassing is in het geval een werknemer dezelfde werkzaamheden gaat verrichten voor een andere werkgever waardoor die redelijkerwijze geacht moet worden de opvolgend werkgever te zijn. Voor de invoering van de WWZ (Wet Werk en Zekerheid) op 1 juli 2015 waren er twee toetsingscriteria voor het opvolgend werkgeverschap: er moest sprake zijn van een functie met wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden en er moesten zodanige banden zijn tussen de werkgevers. Dit laatste criterium hield in dat de werkgever vooraf inzicht moest hebben in de werkhistorie van de werknemer en op de hoogte moest zijn van de kennis en vaardigheden van de betreffende werknemer. Sinds de invoering van de WWZ geldt het zodanige bandencriterium niet meer. Er moet sinds 1 juli 2015 enkel sprake zijn van een functie met wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden en een werkgever die geacht kan worden opvolgend werkgever te zijn.
In deze zaak werd door de rechter geoordeeld dat gekeken moet worden naar het moment van de overgang om te concluderen of het zodanige bandencriterium al dan niet meegewogen dient te worden bij de beoordeling of sprake is van opvolgend werkgeverschap. Aangezien de betreffende overname plaatsvond voor de inwerkingtreding van de WWZ, moest in deze zaak wel aan het zodanige bandencriterium getoetst worden. Omdat het faillissement van tevoren was afgesproken en de leidinggevenden van werkgever 1 ook leidinggevenden werden van werkgever 2, oordeelde de kantonrechter dat voldaan was aan het zodanige bandencriterium. Tevens was sprake van dezelfde functie. De kantonrechter oordeelde daarom dat werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft met werkgever 2.
Voor de gehele uitspraken: klik hier en klik hier