01 mrt Wie is de “eerlijke” vinder?
Een werknemer die was gedetacheerd bij een afvalverwerkingsbedrijf heeft in een printer vier enveloppen gevonden met daarin een bedrag van EUR 15.100,–. De werknemer heeft van deze vondst aangifte gedaan bij de gemeente en dit later ook gemeld aan zijn meewerkend voorman. De werknemer weigerde het geld aan de werkgever te geven, waarna de werkgever aangifte deed van verduistering in dienstbetrekking.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het geld een verloren zaak betreft, dat de werknemer het geld heeft gevonden en dat hij heeft gedaan wat van een vinder verwacht mag worden. De werknemer hoefde het geld niet af te geven aan de werkgever. De werkgever heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en stelt dat niet de werknemer maar de werkgever vinder van het geld is, omdat de werknemer de enveloppen heeft gevonden bij zijn werkzaamheden in opdracht van de werkgever.
Hof ’s-Gravenhage oordeelde dat de werkgever de vinder van het geld is. Hierbij waren van belang de aard van het bedrijf waarin en waarvoor de werkzaamheden werden verricht, de werkzaamheden en de omgeving waarin deze werden verricht. Aangezien de werknemer was opgedragen om apparatuur te demonteren en elke willekeurige andere werknemer die de betreffende printer zou demonteren de enveloppen met het geld zou hebben gevonden, is de werkgever aan te merken als vinder. Aangezien de eigenaar van de printer niet de bedoeling heeft gehad het geld als afval aan het afvalverwerkingsbedrijf te geven, is de werkgever niet de eigenaar van het geld geworden.
De werknemer moet het geld aan de werkgever teruggeven, zodat die het kan beheren voor de eigenaar.
Waarom wil de werkgever worden aangemerkt als de vinder van het geld? Als de vinder aan haar wettelijke verplichtingen heeft voldaan (waaronder het doen van aangifte van de vondst), verkrijgt hij na één jaar de eigendom van de zaak (artikel 5:6 BW). Ook als de vinder niet voldoet aan de wettelijke verplichtingen, kan hij uiteindelijk op grond van verjaring eigenaar worden van de vondst (artikel 3:105 BW).
Voor de gehele uitspraak: klik hier