19 dec Concurrentiebeding voor zustervennootschappen gaat te ver
In een recente zaak werd het concurrentiebeding dat gold voor een werknemer door de kantonrechter geschorst. Het beding verbood de werknemer (onder meer) in dienst te treden bij bedrijven die gelijksoortig/aanverwant waren aan de zusterondernemingen van de werkgever. De werknemer ging in hoger beroep.
Kantonrechter
Een werknemer is drie jaren in dienst geweest bij SAM, onderdeel van APG. SAM houdt zich bezig met recruitment van professionals in de sales- en marketingbranche. APG heeft een zusteronderneming genaamd Ardekay. Deze onderneming richt zich op het rekruteren van professionals in de IT-branche. Na drie jaren zegt de werknemer zijn arbeidsovereenkomst op en treedt in dienst bij DIQQ, een concurrent van Ardekay.
SAM stelt dat de werknemer in strijd met zijn concurrentiebeding heeft gehandeld door bij DIQQ te werken. SAM wil dat de werknemer zijn werkzaamheden bij DIQQ beëindigt en de boete ter hoogte van EUR 10.000,– aan SAM betaalt.
De kantonrechter stelt vast dat het gaat over de vraag of de werknemer in verhouding tot het belang van SAM bij handhaving van het concurrentiebeding, onbillijk wordt benadeeld. De rechter oordeelt dat de werknemer onbillijk wordt benadeeld. Dit omdat in het concurrentiebeding SAM ‘en de aan haar gelieerde ondernemingen, zowel op dit moment als in de toekomst’ als ‘Werkgever’ zijn gedefinieerd en daarom de reikwijdte van het concurrentiebeding te ver strekkend is.
Het beding verbiedt de werknemer namelijk ook in dienst te treden bij bedrijven die gelijksoortig of aanverwant zijn aan zusterondernemingen van SAM, waarvoor de werknemer niet eens werkzaamheden heeft verricht, en welke ook geen concurrent van SAM zijn.
Hof
Het staat vast dat DIQQ geen concurrent van SAM is. Volgens het hof heeft SAM onvoldoende toegelicht dat de kennis en informatie waarover de werknemer beschikt aangaande SAM en de tot APG behorende ondernemingen, bedrijfsgevoelige informatie betreft die DIQQ een ongeoorloofde voorsprong verschaft in de concurrentiestrijd met Ardekay. Het hof acht het voldoende aannemelijk geworden dat werknemer niet beschikte over bedrijfsgevoelige informatie van SAM, Ardekay en de overige tot APG behorende ondernemingen die DIQQ een ongeoorloofde voorsprong zou kunnen opleveren in de concurrentiestrijd.
Het hof meent dat de werknemer onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.
Voor de gehele uitspraak klik hier.
Vragen over het bovenstaande? Neem dan contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van Sørensen Advocaten. Bel: 010-2492444