ZZP’ers: de stand van zaken

ZZP’ers: de stand van zaken

Eerder schreven we dat de handhaving van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) is opgeschort tot 1 januari 2020. Het was de bedoeling dat op 1 januari 2020 nieuwe wet- en regelgeving omtrent ZZP’ers in werking zou treden. Dit is niet gelukt. Beoogd wordt dat in 2021 een nieuwe wet in werking zal treden. De handhaving van de Wet DBA is opgeschort tot 1 januari 2021.

Vanaf 1 januari 2020
Wel gaat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2020 meer handhaven. In twee gevallen kan de Belastingdienst toch handhaven op grond van de Wet DBA. Allereerst kan er worden gehandhaafd als sprake is van een kwaadwillende. Daarnaast kan de Belastingdienst vanaf 1 januari 2020 ook handhaven als de door de Belastingdienst gegeven aanwijzingen niet worden opgevolgd.

Kwaadwillend
Een kwaadwillende is iemand die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan terwijl hij wist of had kunnen weten dat feitelijke sprake is van een dienstbetrekking. Hiervan is sprake als is voldaan aan de volgende drie punten:
1. een (fictieve) dienstbetrekking;
2. evidente schijnzelfstandigheid;
3. opzettelijke schijnzelfstandigheid.

Ook voor 1 januari 2020 kan de Belastingdienst handhaven als sprake is van een bewezen kwaadwillende.

Niet opvolgen van aanwijzingen
Uit een controle kan blijken dat wel sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking, maar geen sprake is van kwaadwillendheid. De Belastingdienst zal in dat geval niet handhaven, maar geeft vanaf 1 oktober 2019 wel aanwijzingen. U moet dan met de aanwijzingen aan de slag gaan om:
1. de arbeidsrelatie zo vorm te geven dat er sprake is van werken buiten dienstbetrekking, of
2. de arbeidsrelatie als dienstbetrekking te verwerken in de aangifte.

Er geldt meestal een periode van drie maanden om de aanwijzingen van de Belastingdienst op te volgen. Als daarna blijkt dat de aanwijzingen niet zijn opgevolgd en nog steeds sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking, kan de Belastingdienst handhaven.

Vanaf oktober 2019 kan de Belastingdienst aanwijzingen geven. Handhaving van het niet opvolgen van deze aanwijzingen zal pas vanaf 1 januari 2020 plaatsvinden.

Als er geen sprake is van kwaadwillendheid of aanwijzingen die niet worden opgevolgd, wordt de handhaving uitgesteld tot 1 januari 2021.

Vanaf 1 januari 2021
Zoals genoemd wordt beoogd om op 1 januari 2021 nieuwe wet- en regelgeving in werking te laten treden die de Wet DBA vervangt. In de brief van het kabinet van 24 juni 2019 is een concretere uitwerking gegeven over de gewenste maatregelen.

Aan de onderkant komt er een minimumtarief voor ZZP’ers van EUR 16,– per uur. De opdrachtgever wordt verantwoordelijk voor het controleren en betalen van het minimumtarief. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie over de directe kosten en uren. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen zakelijke en particuliere opdrachtgevers. Een zakelijke opdrachtgever moet controleren of de gegeven informatie van de opdrachtnemer juist is. Daarnaast moet de zakelijke opdrachtgever bijbetalen als achteraf blijkt dat het tarief onder het minimumtarief ligt. Een particuliere opdrachtgever hoeft dit niet. Een particuliere opdrachtgever mag uitgaan van de juistheid van de aangeleverde informatie door de opdrachtnemer.

Aan de bovenkant komt er een zelfstandigenverklaring. Door het vastleggen dat werkzaamheden als zelfstandige worden uitgevoerd, wordt de kans op naheffingen uitgesloten. Voor de zelfstandigenverklaringen gelden de volgende voorwaarden:
1. In de overeenkomst van opdracht moet worden opgenomen dat partijen de bedoeling hebben geen arbeidsovereenkomst te sluiten.
2. De arbeidsbeloning bedraag minimaal EUR 75,– per uur (prijspeil 2019).
3. De overeenkomst wordt aangegaan voor maximaal een jaar. Als de werkzaamheden uitlopen en de overeenkomst langer duurt dan een jaar, geldt de zelfstandigenverklaring niet voor de periode na het jaar. De termijn van een jaar vangt aan op het moment dat voor het eerst werkzaamheden worden verricht voor de opdrachtgever. Verder tellen alle werkzaamheden die door de opdrachtnemer eerder zijn verricht voor dezelfde opdrachtgever mee. Dit wordt de samentelregeling genoemd. Na een tussenpoze van minimaal zes maanden waarin door de ZZP’er geen werkzaamheden worden verricht voor de betreffende opdrachtgever, start bij aanvang van de werkzaamheden een nieuwe termijn van een jaar.
4. De opdrachtgever en de opdrachtnemer ondertekenen beiden de zelfstandigenverklaring. Ondertekening moet plaatsvinden voor de start van de werkzaamheden en in de verklaring moet het KvK-nummer worden vermeld. De opdrachtgever moet de verklaring opnemen in zijn administratie.
5. De opdrachtnemer dient bij de Kamer van Koophandel te staan ingeschreven.

Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de zelfstandigenverklaring, geldt deze met terugwerkende kracht niet.

Daarnaast komt er, om meer duidelijkheid te scheppen, een webmodule. Met behulp van de webmodule kan vooraf worden vastgesteld of sprake is van een dienstbetrekking.

Kortom, vanaf 1 januari 2021 zijn drie categorieën te onderscheiden:
1. zzp’ers die minder dan het minimumtarief van EUR 16,– verdienen en niet worden beschouwd als zelfstandigen, maar als werknemers van de opdrachtgever;
2. zzp’ers die minimaal het minimumtarief verdienen, maar minder dan EUR 75,– en eventueel als zelfstandigen kunnen worden beschouwd;
3. zzp’ers die meer dan EUR 75,– per uur verdienen en als zelfstandigen kunnen worden beschouwd vanwege de overeengekomen zelfstandigenverklaring.

Voor de voortgangsbrief van 24 juni 2019 klik hier.

Vragen over het bovenstaande? Neem dan contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van Sørensen Advocaten. Bel: 010-2492444

 

Yvonne Sørensen
sorensen@sorensenadvocaten.nl