Maandelijkse vergoeding voor concurrentiebeding

DJ II

Maandelijkse vergoeding voor concurrentiebeding

Het Hof Amsterdam heeft recent geoordeeld over een werknemer die zich schuldig maakte aan oneerlijke concurrentie.

De werknemer was in dienst bij een werkgever als DJ. In de arbeidsovereenkomst was een non-concurrentiebeding opgenomen dat bepaalde dat het de werknemer na het einde van de arbeidsovereenkomst niet is toegestaan om een concurrerend bedrijf op te richten of aldaar werkzaam te zijn, binnen een straal van vijftien kilometer van de werkgever. De werknemer heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd en heeft zich als zelfstandig ondernemer/DJ gevestigd en is onder meer bij de directe concurrent, gevestigd in dezelfde straat als de werkgever, gaan werken. Het concurrentiebeding werd dus geschonden.

De werkgever ging naar de kantonrechter en vorderde verbod op overtreding. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werkgever toegewezen en de werknemer veroordeeld tot onthouding van het schenden van het concurrentiebeding.

In hoger beroep heeft de werknemer gezegd dat het concurrentiebeding niet zag op het beletten van concurrerende activiteiten, maar met name op het voorkomen van oneerlijke concurrentie. De werknemer stelde zich op het standpunt dat de kern van zijn activiteiten niet of nauwelijks concurrerend waren met de werkgever en dat de werkgever geen schade leed. De werknemer vorderde een billijke vergoeding als hij toch aan het non-concurrentiebeding werd gehouden.

Het hof oordeelt dat de werknemer met succes al drie jaar als DJ aan de werkgever verbonden was en zodoende heeft bijgedragen aan zijn eigen naamsbekendheid en die van de werkgever. Hiermee heeft de werknemer een bepaalde aantrekkingskracht voor het publiek. Op uitgaansavonden ziet de werkgever zich nu geconfronteerd met optredens van de werknemer bij de directe concurrent. De werkgever wil het publiek dat hij aantrekt graag behouden. Er is dus een aanzienlijke kans dat het bedrijfsdebiet van de werkgever rechtstreeks zal worden aangetast als de werknemer niet meer aan het concurrentiebeding gebonden zou zijn. Dusdanig handelen in strijd met het concurrentiebeding vormt niet alleen concurrentie, maar ook oneerlijke concurrentie. De werknemer zou zichzelf een ongerechtvaardigde voorsprong bieden, nu de publieke aantrekkingskracht van de werknemer mede is ontstaan door toedoen van de werkgever, die de werknemer een podium heeft gegeven voor zijn optredens. Het non-concurrentiebeding is juist bedoeld om de situatie van oneerlijke concurrentie te voorkomen. Het concurrentiebeding blijft dus in stand.

Billijke vergoeding

Daar de werknemer voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van zijn werkzaamheden als DJ, is hij daarop volledig aangewezen. De werknemer heeft tot de zitting slechts een zeer beperkt inkomen kunnen verwerven zonder zijn DJ-werkzaamheden. Het concurrentieverbod belemmert hem dus in aanzienlijke mate om inkomen te verwerven. De werkgever moet de werknemer hierin tegemoet komen. Het hof stelt de vergoeding vast op EUR 450,– bruto per maand waarbij het hof rekening heeft gehouden met het lagere inkomen van de werknemer in vergelijking met het voorheen bij de werkgever verdiende salaris.

Voor de hele uitspraak klik hier.

Vragen over het bovenstaande? Neem dan contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van Sørensen Advocaten. Bel: 010-2492444

Yvonne Sørensen
sorensen@sorensenadvocaten.nl