Nieuwsbrief maart 2016

Nieuwsbrief maart 2016

1. Handtekening vereist voor start bedenktermijn
2. Contracten DBA arbeidsrechtelijk niet risicoloos
3. De zorgplicht van een werkgever en zijn pensioenadviseur
4. Hoger beroep van “leidster-vergeet-kind-zaak”: ontslag toch terecht

Handtekening vereist voor start bedenktermijn

Een werknemer heeft 14 dagen bedenktermijn nadat hij een beëindigingsovereenkomst met zijn werkgever heeft gesloten. Die 14 dagen gaan lopen vanaf de datum waarop de overeenkomst schriftelijk tot stand is gekomen. Dat kan dus zijn de datum waarop een werknemer schriftelijk (bv per mail) instemt met een schriftelijk voorstel van de werkgever. In deze zaak heeft de rechter echter bepaald dat het niet gaat om die datum, maar om de datum waarop de werknemer zijn handtekening onder een overeenkomst heeft gezet. Als dit de maatstaf is dan betekent dit dat de bedenktermijn voor de werknemer pas veel later afgelopen is dan u wellicht dacht. De werknemer kan dus eerst relatief lang wachten met het zetten van zijn handtekening, en heeft daarna nog 14 dagen de tijd om een beroep te doen op de bedenktermijn. Zie hier de rechterlijke uitspraak.

Contracten DBA arbeidsrechtelijk niet risicoloos

In de getoetste modelcontracten die op de site van de Belastingdienst zijn gepubliceerd komen bepalingen voor die strijdig zijn met de wet. De opdrachtovereenkomsten waren uitsluitend fiscaal getoetst en goed bevonden. Medio volgende week zouden de tot nu toe gepubliceerde getoetste contracten alsnog ook juridisch in orde moeten zijn, zo heeft Wiebes toegezegd. Pas vanaf het 4e kwartaal zullen de aangeleverde contracten ook juridisch/arbeidsrechtelijk getoetst worden. Hoe het dan zit met de contracten die nu al voorliggen ter toetsing en die tot het einde van het jaar worden voorgelegd is nog onduidelijk. Let dus op als u een getoetst modelcontract van de site van de fiscus gebruikt of als u groen licht van de fiscus heeft gekregen voor het door u gehanteerde contract; dit biedt enkel fiscale, maar geen arbeidsrechtelijke, zekerheid.

De zorgplicht van een werkgever en zijn pensioenadviseur

Onlangs heeft het Hof Den Haag een belangrijke uitspraak gedaan over de zorgplicht van een werkgever en pensioenadviseur bij de wijziging van een pensioenregeling.

In deze zaak betrof het drie werknemers die het niet eens waren met de wijziging van de pensioenregeling. De werkgever had de eindloonregeling gewijzigd naar een beschikbare premieregeling waarbij de waarde van de reeds opgebouwde aanspraken overgedragen werd. De werknemers hadden destijds ingestemd met die wijziging, maar stelden vijf jaar later dat er onvoldoende informatie was verstrekt over de gevolgen voor het nog op te bouwen pensioen, dat niet duidelijk was geweest dat door de wijziging de gegarandeerde vaste pensioenuitkering was omgezet naar een pensioenuitkering waarvan de hoogte afhing van bijvoorbeeld langleven- en beleggingsrisico’s en dat voorbeeldberekeningen te rooskleurig waren weergegeven.

Het hof oordeelde – net als de rechtbank – dat de werkgever zich bij deze pensioenwijziging als een goed werkgever heeft gedragen. Tot dit oordeel is gekomen doordat de werknemers beroepshalve werden verondersteld bekend te zijn met begrippen als sterftetabellen en rekenrente. Zij waren namelijk in dienst bij een accountants- en belastingadvieskantoor.

Betreffende de waardeoverdracht oordeelde het hof dat de werkgever de werknemers had moeten waarschuwen ten aanzien van het risico. Zowel de werkgever als de pensioenadviseur zijn voor de schade hierdoor verantwoordelijk gehouden.

Lees hier de gehele uitspraak.

Hoger beroep van “leidster-vergeet-kind-zaak”: ontslag toch terecht

Op een warme augustusdag in 2015 heeft een kinderleidster onopzettelijk een peuter in haar auto achtergelaten toen zij met tien kinderen naar een speeltuin ging. De vermissing werd pas na anderhalf uur ontdekt. De werkgever heeft de leidster onmiddellijk op staande voet ontslagen. In november 2015 heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen reden was voor een ontslag op staande voet en hij heeft het ontslag vernietigd. Wel heeft hij de arbeidsovereenkomst alsnog ontbonden per 1 januari 2016 en daarbij heeft hij aan de kinderleidster de transitievergoeding toegekend.

De werkgever is het niet eens met de uitspraak van de kantonrechter en is in beroep gegaan. Hij heeft gesteld dat er wel een reden is voor ontslag op staande voet en heeft de wettelijke vergoeding verzocht die een werknemer verschuldigd is als hij een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft veroorzaakt. Voorts vordert de werkgever de transitievergoeding terug.

Het gerechtshof heeft geoordeeld dat er inderdaad een reden is voor ontslag op staande voet. De kinderleidster had beter moeten opletten of alle kinderen aanwezig waren. Opzet is niet vereist. Het gerechtshof vernietigt de uitspraak van de kantonrechter dan ook. Sinds de invoering van de WWZ eindigt de arbeidsovereenkomst in een dergelijk geval echter niet per de datum van het ontslag op staande voet. Het is aan het gerechtshof te bepalen per welke datum de arbeidsovereenkomst alsnog eindigt, en deze einddatum mag niet in het verleden liggen. Over de periode tussen het ontslag op staande voet en de ontbindingsdatum is de werkgever in beginsel loon verschuldigd. Gezien de rechtsregel dat een partij niet slechter mag worden van zijn hoger beroep ontbindt het gerechtshof de arbeidsovereenkomst echter wel per een datum in het verleden (dus in strijd met de wet), namelijk per 1 januari 2016. Het gerechtshof bepaalt voorts dat de kinderleidster de transitievergoeding moet terugbetalen aan de werkgever plus de vergoeding omdat zij een ontslagreden heeft veroorzaakt.

Voordat de WWZ was ingevoerd, was de arbeidsovereenkomst in een dergelijke beroepsprocedure geëindigd op het moment dat de werkgever de werknemer op staande voet had ontslagen. Dat was in dit geval in augustus 2015. Nu, na de wetswijziging, is de werkgever in deze zaak viereneenhalve maandsalarissen (plus alle emolumenten) meer verschuldigd aan de werknemer, terwijl de werknemer zeer verwijtbaar heeft gehandeld en het ontslag achteraf gezien terecht was.

Lees hier de gehele uitspraak.

Yvonne Sørensen
sorensen@sorensenadvocaten.nl