Trambestuurder mag na handgemeen niet worden ontslagen

tram

Trambestuurder mag na handgemeen niet worden ontslagen

De werknemer (functie: personenvervoerder tram) is sinds 18 juni 1996 in dienst van GVB Exploitatie B.V. Op 11 november 2021 heeft zich tijdens de dienst van de werknemer een incident voorgedaan in de tram, waarbij tussen de werknemer en een reizigster een handgemeen is ontstaan. Daarbij is gekrabd en gebeten en is de werknemer op haar rug op de grond van de cabine beland. Nadat de werknemer en de reizigster door omstanders uit elkaar waren gehaald en de reizigster de tram had verlaten, heeft de werknemer ook de tram onbeheerd achtergelaten en is zij de reizigster achterna gerend en heeft zij haar aangehouden. Beide partijen zijn vervolgens meegenomen naar het politiebureau. Er is uiteindelijk geen aangifte gedaan. De werknemer is door GVB geschorst. De werknemer stelde dat enkel sprake is geweest van zelfverdediging en dat zij uiteindelijk achter de reizigster aan is gelopen omdat zij vond dat zij er niet mee weg kon komen en dat de politie erbij moest worden gehaald. GVB verzocht de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden, vanwege verwijtbaar handelen (e-grond) dan wel het gebrek aan vertrouwen in de werknemer (h-grond).

De kantonrechter oordeelde dat de door GVB naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke ontslaggrond opleveren. Hoewel GVB niet het handgemeen zelf aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, is het ontstaan en verloop van het handgemeen wel van belang nu GVB de werknemer het verwijt maakt dat zij niet de-escalerend zou hebben opgetreden. Uit de ter zitting bekeken camerabeelden blijkt dat de reizigster tegen de cabinedeur is gaan duwen en de werknemer aan de andere kant van de deur heeft teruggeduwd, waarna de reizigster vrij plots en zeer heftig de werknemer heeft aangevallen, waardoor de werknemer op haar rug op de vloer van de bestuurderscabine terecht is gekomen. Blijkens de beelden heeft het ook de nodige inspanning van omstanders gekost om de reizigster van de werknemer af te halen. Hoewel achteraf bezien er wellicht mogelijkheden te bedenken zijn hoe de werknemer in deze situatie anders had kunnen optreden – zoals de suggestie van GVB dat de werknemer na de botsing met de deur zich had moeten terugtrekken in de cabine – kan het gelet op de snelheid en de heftigheid van de reactie van de reizigster niet aan de werknemer verweten worden dat zij in de spanning van het moment haar beslissingen niet volgens ‘het boekje’ heeft genomen en dat zij de reizigster heeft tegengehouden en zich daarna tegen de aanval heeft verweerd. Hoe zij verder en op welke momenten zij nog de-escalerend had kunnen optreden is niet duidelijk geworden. Op de camerabeelden is verder te zien dat na het incident meerdere reizigers de tram verlaten. Voorts is te zien dat de werknemer, nadat zij van de grond is opgestaan enigszins beduusd bij de ingang van de tram stond, waarna zij besloot de reizigster achterna te gaan. In weerwil van de duidelijke instructie nooit een tram onbeheerd achter te laten, heeft zij dit wel gedaan. Deze wijze van handelen is, ook indien er geen reizigers meer in de tram aanwezig waren, verwijtbaar, maar gelet op de uitzonderlijke omstandigheden waaronder dit is gebeurd, niet zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Gelet op de heftigheid van de aanval en het effect dat dit zichtbaar op de werknemer heeft gehad, is het haar niet aan te rekenen dat haar verklaringen van die dag op sommige punten tegenstrijdig zijn met de verklaringen van anderen. De kantonrechter oordeelde dat de wijze van handelen van de werknemer rond het incident zeker aanleiding was om met haar in gesprek te gaan over hoe zij in voorkomende gevallen beter zou kunnen handelen en haar voor het onbeheerd achterlaten van de tram een waarschuwing te geven. Van verwijtbaar handelen zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst in stand te laten was echter geen sprake. Nu het een uitzonderlijk en heftig incident betreft, kan dit geen reden zijn om direct het volledige vertrouwen in de werknemer te verliezen. Hierbij was van belang dat de werknemer al 25 jaar bij GVB in dienst is zonder dat soortgelijk gedrag zich heeft voorgedaan. Het ontbindingsverzoek werd afgewezen.

Voor de gehele uitspraak klik hier.

Vragen over het bovenstaande?

Neem dan contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van Sørensen Advocaten. Bel: 010-2492444

 

Karlijn Kapel
kapel@sorensenadvocaten.nl