13 okt Verplichte beroepsopleiding: studiekostenbeding ongeldig
Hoge Raad 26 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1386.
De Hoge Raad heeft recent een beslissing genomen over het studiekostenbeding voor de Beroepsopleiding Advocatuur. De uitspraak verduidelijkt wanneer een werkgever scholingskosten mag terugvorderen en bevestigt dat de kosten van verplichte beroepsopleidingen niet op de werknemer mogen worden verhaald.
Feiten
Een advocaat-stagiaire was in dienst bij een advocatenkantoor en verplicht om de Beroepsopleiding Advocatuur te volgen. In haar arbeidsovereenkomst was een studiekostenbeding opgenomen: als zij de opleiding niet zou afronden, of binnen drie jaar na afronding uit dienst zou treden, moest zij de opleidingskosten (zoals lesgelden en examenkosten) terugbetalen.
Na een ontslag op staande voet vorderde de werkgever terugbetaling van deze studiekosten. De kantonrechter verklaarde het beding nietig, omdat het in strijd zou zijn met artikel 7:611a lid 4 BW, dat bepaalt dat scholing die de werkgever verplicht moet aanbieden kosteloos moet zijn. Het gerechtshof Den Haag stelde hierover prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de Beroepsopleiding Advocatuur moet worden gezien als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van advocaat-stagiaire. De werkgever is daarom op grond van artikel 7:611a lid 1 BW verplicht de stagiaire in staat te stellen deze opleiding te volgen.
Op grond van lid 2 van datzelfde artikel, gelezen in samenhang met artikel 13 van de Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (EU 2019/1152), moet dergelijke scholing bovendien kosteloos worden aangeboden. Een studiekostenbeding dat bepaalt dat de werknemer deze verplichte opleidingskosten (gedeeltelijk) moet terugbetalen, is daarom nietig.
De Hoge Raad voegt daaraan toe dat dit ook geldt voor de verplichte permanente opleiding (opleidingspunten) die iedere advocaat jaarlijks moet volgen op grond van de Verordening op de Advocatuur (Voda). Ook deze kosten komen volledig voor rekening van de werkgever.
Conclusie
Deze uitspraak heeft gevolgen voor advocatenkantoren en andere werkgevers die werken met verplichte beroepsopleidingen.
De Hoge Raad heeft namelijk duidelijk gemaakt dat de Beroepsopleiding Advocatuur en de verplichte permanente scholing onder de wettelijke scholingsplicht van artikel 7:611a BW vallen. Dit betekent dat werkgevers deze opleidingen kosteloos moeten aanbieden. Een studiekostenbeding dat de werknemer verplicht de kosten geheel of gedeeltelijk terug te betalen, is nietig. Ook een afwijking hiervan, bijvoorbeeld via een glijdende terugbetalingsregeling, is niet toegestaan.
Werkgevers doen er daarom verstandig aan hun bestaande studiekostenbedingen te herzien, vooral wanneer het gaat om functies waarvoor een wettelijke beroepsopleiding verplicht is. Voor werknemers brengt deze uitspraak meer rechtszekerheid: de kosten van verplichte scholing mogen niet langer op hen worden afgewenteld.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Heeft u vragen of twijfels over het belang van een deskundigenoordeel? Onze arbeidsrechtadvocaten staan klaar om u te helpen.