Bepaalde tijd contract niet overgezet naar onbepaalde tijd op grond van Wfw

pencil 5459686 1280

Bepaalde tijd contract niet overgezet naar onbepaalde tijd op grond van Wfw

Rechtbank Midden-Nederland 12 maart 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1007.

De werknemer heeft op grond van artikel 2b Wet flexibel werken (hierna te noemen: Wfw) een verzoek ingediend bij zijn werkgever om zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever heeft niet tijdig en gemotiveerd op het verzoek van de werknemer gereageerd en de werknemer meent dat zijn arbeidsovereenkomst derhalve automatisch is omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De rechtbank Midden-Nederland wijst de vordering van de werknemer af, omdat artikel 2b Wfw bedoeld is voor atypische vormen van werk en een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet als zodanig wordt beschouwd.

Feiten

De werknemer is per 3 juni 2024 in dienst getreden bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met een looptijd van één jaar. Op 19 november 2024 heeft de werknemer een verzoek ingediend bij de werkgever om zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De daaropvolgende dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de werkgever en de werknemer, waarin de werkgever aangaf dat de omzetting niet mogelijk was. In december 2024 ontving de werknemer een e-mail waarin werd aangegeven dat, bij gelijkblijvend functioneren en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden, een verlenging van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met minimaal twaalf maanden mogelijk zou zijn. In dezelfde maand vond er een gesprek plaats, waarbij de werknemer werd meegedeeld dat hij geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kon verkrijgen vanwege een verbod van de hogere leiding.

In een brief van 10 januari 2025 stelde de werknemer zich tegenover de werkgever op het standpunt dat zijn arbeidsovereenkomst op grond van artikel 2b Wfw automatisch was overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever antwoordde meer dan een maand later dat het verzoek werd afgewezen vanwege voorgestelde bezuinigingen en een terughoudend beleid in het aanbieden van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd.

De werknemer was het oneens met het standpunt van de werkgever en stapte naar de rechtbank Midden-Nederland, waar hij primair een verklaring voor recht vorderde dat zijn arbeidsovereenkomst op grond van artikel 2b Wfw per 1 februari 2025 van rechtswege was omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Subsidiair vorderde de werknemer een verklaring voor recht dat zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, op basis van de afspraken zoals vastgelegd in de e-mailcorrespondentie tussen hem en de werkgever.

Oordeel

Het oordeel van de rechtbank Midden-Nederland is dat de vorderingen van de werknemer worden afgewezen. Het beroep van de werknemer op artikel 2b Wfw slaagt niet. De rechtbank Midden-Nederland is van mening dat artikel 2b Wfw is geschreven voor atypische vormen van werk, en dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet als een atypische vorm van werk kan worden beschouwd louter omdat deze niet voor onbepaalde duur is. Daarom is de gevorderde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 2b Wfw per 1 februari 2025 van rechtswege is overgegaan naar onbepaalde tijd, niet toegewezen. De rechtbank Midden-Nederland baseert zijn oordeel mede op de preambule van de Richtlijn (EU) 2019/1152, waarin voorbeelden van atypische vormen van werk worden genoemd die niet vergelijkbaar zijn met de arbeidsovereenkomst van de werknemer.

De subsidiair gevorderde verklaring voor recht, gebaseerd op de afspraken van uit de e-mailcorrespondentie, wordt eveneens afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland leest in de e-mailcorrespondentie geen onvoorwaardelijke toezegging dat de arbeidsovereenkomst na één jaar met drie jaar zou worden verlengd, waardoor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan.

Het beroep op het benadelingsverbod van artikel 2b lid 6 Wfw wordt afgewezen, omdat de werknemer geen beroep toekomt op de regeling van artikel 2b Wfw, aangezien zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet als een atypische vorm van werk wordt gezien.

Conclusie

De uitspraak benadrukt dat artikel  2b lid 6 Wfw bedoeld is voor werknemers met atypische vormen van werk en dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, op zichzelf staand, niet als een atypische vorm van werk wordt beschouwd.

Heeft u vragen over een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd? Neem dan contact op met één van onze arbeidsrechtadvocaten.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Yvonne Sørensen
sorensen@sorensenadvocaten.nl