Is een huishouden de inlener van een uitzendschoonmaker?

Is een huishouden de inlener van een uitzendschoonmaker?

Via het platform Helpling konden schoonmakers worden ingehuurd door huishoudens. Transacties verliepen via het platform, dat bij iedere schoonmaakopdracht een commissie ontving. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het voor de kwalificatie als uitzendovereenkomst volgens artikel 7:690 BW niet noodzakelijk is dat het inlenen van een uitzendkracht plaatsvindt in het kader van het beroep of bedrijf van de inlener. Op basis hiervan oordeelde de Hoge Raad dat huishoudens wél als inleners kunnen worden aangemerkt, en dat in dit geval sprake was van een uitzendovereenkomst tussen het platform en de schoonmakers. Het oordeel van het hof dat de schoonmakers uitzendkrachten waren, blijft dus in stand.

Feiten

Helpling fungeerde als digitaal bemiddelingsplatform voor huishoudelijke schoonmaakdiensten. De werking van het platform was als volgt. Een huishouden en de schoonmaker konden beiden een profiel aanmaken. De schoonmaker bepaalde zelf zijn uurtarief. Helpling had daarbij een minimum en een maximum ingesteld. Een huishouden kon aan de hand van zoekcriteria een schoonmaakopdracht aanbieden aan een of meer schoonmakers die voldeden aan de opgegeven criteria. Het huishouden bepaalde vervolgens wie de werkzaamheden aangeboden kreeg.

Na afloop van de afspraak vroeg Helpling aan de schoonmaker te bevestigen of het werk volgens planning was uitgevoerd. Bij akkoord stelde Helpling automatisch een factuur op namens de schoonmaker, die deze vervolgens aan het huishouden verzond. Helpling ontving een commissie van 23% bij herhaalde opdrachten en een commissie van 32% bij eenmalige opdrachten.

Helpling duidde de overeenkomst met de schoonmaker aan als een ‘gebruikersovereenkomst’. Deze overeenkomst was niet schriftelijk vastgelegd. De relevante bepalingen voor de uitvoering van de overeenkomst waren opgenomen in de algemene voorwaarden die van toepassing waren tussen Helpling en de schoonmaker, alsmede tussen Helpling en het huishouden. Helpling kon de algemene voorwaarden wijzigen en heeft dit ook meerdere keren gedaan.

De vakbond FNV had zich op het standpunt gesteld dat sprake was van een arbeidsovereenkomst dan wel uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers die via haar platform werken en dat Helpling de schoonmaak-cao diende toe te passen.

Het hof oordeelde dat tussen Helpling en de schoonmakers uitzendovereenkomsten bestonden, waarbij de huishoudens fungeerden als inleners. Zowel Helpling als FNV stelden tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Oordeel

De wetgever heeft beoogd dat ook andere driehoeksrelaties dan de ‘klassieke uitzendrelatie’ onder de reikwijdte van artikel 7:690 BW vallen, mits wordt voldaan aan de wettelijke definitie van de uitzendovereenkomst. In de wetsgeschiedenis van artikel 7:690 BW is niet expliciet behandeld of onder ‘inlener’ uitsluitend een beroeps- of bedrijfsmatige inlener moet worden verstaan. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling kan dan ook niet worden afgeleid dat voor het aannemen van een uitzendovereenkomst aanvullende eisen gelden naast die in de wet zijn opgenomen, noch dat de wetgever heeft bedoeld dat terbeschikkingstelling uitsluitend zou mogen plaatsvinden binnen het kader van een beroep of bedrijf van de inlener.

In Europees verband is uitzendwerk geregeld in de Uitzendrichtlijn. Volgens artikel 1 lid 1 Uitzendrichtlijn is deze van toepassing op werknemers met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding met een uitzendbureau die ter beschikking worden gesteld van inlenende ondernemingen om onder toezicht en leiding van genoemde ondernemingen tijdelijk te werken. Het Europese inlenersbegrip is beperkt tot inlenende ondernemingen in de zin van de Uitzendrichtlijn, maar de uitzendrichtlijn verzet zich echter niet tegen een nationale regeling over uitzendwerk die mede betrekking heeft op gevallen waarin de inlener niet een inlenende onderneming is als bedoeld in artikel 1 lid 2 Uitzendrichtlijn.

Conclusie

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat uit de wetsgeschiedenis en het stelsel van de wet niet volgt dat een uitzendkracht alleen ter beschikking kan worden gesteld aan een inlener met een beroep of bedrijf. Volgens de Hoge Raad heeft het hof daarom terecht geoordeeld dat huishoudens als inleners kunnen optreden en dat in deze zaak dus sprake was van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers.

Voor de geldende uitspraak klik hier.

Heeft u vragen over uitzendovereenkomsten en/of platformwerk? Neem dan gerust contact op met één van onze arbeidsrechtadvocaten.

Yvonne Sørensen
sorensen@sorensenadvocaten.nl