16 nov Raad van State zet vraagtekens bij wetvoorstel Meer zekerheid flexwerkers en wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden.
Begin november heeft de Raad van State haar advies uitgebracht met betrekking tot beiden wetsvoorstellen (Vbar & Flexwerkers). De Raad van State heeft enkele opmerkingen gemaakt en vraagt om verduidelijkingen en aanpassingen. Dit betekent dat de wetsvoorstellen nog een behoorlijke weg te gaan hebben. In verband met de samenhang tussen beide voorstellen, is gelijktijdig advies uitgebracht.
Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
In het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden wordt beoogd duidelijker in kaart te brengen wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit gebeurt door een nadere invulling van het gezagscriterium. De regel is in eerste instantie dat een arbeidsovereenkomst er is, als sprake is van arbeid, loon en gezag. Het doel is om schijnzelfstandigheid tegen te gaan en dus meer rechtszekerheid en inkomenszekerheid te bieden aan de werknemer, zoals het ontvangen van pensioen of het recht op loon tijdens ziekte.
De term gezag (werken in dienst van) wordt in dit wetvoorstel verder uitgewerkt. Er is sprake van gezag als het gaat om: het verrichten van werkzaamheden die de kenactiviteiten van de werkgever inhouden, het feit dat de werkgever een instructiebevoegdheid heeft en de arbeid niet voor rekening van de werknemer komt. Indien aan deze vereisten is voldaan, is sprake van een ‘werknemer’. Bovendien zal het rechtsvermoeden wettelijk worden vastgelegd. Indien het uurloon minder dan € 33 bedraagt, wordt vermoed dat sprake is van een werknemer.
De Raad van State is echter van mening dat de knelpunten die worden genoemd met dit wetsvoorstel beperkt worden opgelost. Het toetsingskader dat betrekking heeft op de term: in dienst van, lijkt te rigide/exact terwijl bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsrelatie, gekeken moet worden naar elke individueel geval in de praktijk. Bovendien zat het wettelijk invoeren van het rechtsvermoeden niet veel zin hebben, weinig werknemers zullen een juridische procedure starten.
In het wetvoorstel Meer zekerheid flexwerkers, worden maatregelen voorgesteld om werknemers met flexibele arbeidscontracten meer inkomenszekerheid te bieden. Het doel is dan ook dat deze flexwerkers meer uitzicht hebben op een vast contract door het verkleinen van de verschillen tussen een flexibel en een vast arbeidscontract. Onder andere het bandbreedtecontract wordt geïntroduceerd: het verschil tussen het minimaal aantal uren en het maximaal aantal uren bedraagt 30%. Ook wil de regering een verbod op oproepcontracten.
Door de Raad van State wordt opgemerkt dat buiten dat werkenden beschermd behoren te worden, er ook veel personeelstekorten zijn. Het vaste contract zelf wordt dus niet aangepast waardoor het wetsvoorstel niet toereikend is en slechts beperkte effecten heeft in de praktijk.
De Raad van State pleit al met al voor een flexibele en toegankelijke arbeidsmarkt. Zoals de wetsvoorstellen er nu liggen, wordt dit streven niet gehaald. Het vaste contract moet worden aangepast om de werkgever en de werknemer tegemoet te komen. Het zal dus nog maar de vraag zijn of de wetsvoorstellen de eindstreep zullen halen. Er is nog een lange weg te gaan. De huidige situatie blijft dan ook van kracht.