Ontbindingsverzoek ingetrokken: werkgever verantwoordelijk voor hoge kosten

cost 4164541 960 720

Ontbindingsverzoek ingetrokken: werkgever verantwoordelijk voor hoge kosten

Rechtbank Den Haag 8 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20801

In deze zaak tussen een ziekenhuis in Delft (hierna: werkgever) en haar werkneemster oordeelde de rechtbank dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Na de mondelinge behandeling trok werkgever namelijk haar ontbindingsverzoek in. Dit leidde ertoe dat werkneemster zelf een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst indiende, dat door de kantonrechter werd toegewezen.

Feiten

Werkneemster was sinds 1995 in dienst bij het ziekenhuis en had in die tijd verschillende functies bekleed. Op 23 februari 2023 werd haar in een gesprek meegedeeld dat werkgever de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen en werd ze op non-actief gesteld. Vervolgens heeft werkneemster op 8 juni 2023 werkgever in kort geding gedagvaard. Zij wilde weer worden toegelaten tot haar eigen functie en werkzaamheden, met de daarbij behorende taken en verantwoordelijkheden.

Op 13 juni 2023 heeft werkgever een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Primair op grond van disfunctioneren en subsidiair op grond van verschil van inzicht. Een maand later deelde werkgever mee dat ze bereid was haar ontbindingsverzoek in te trekken. De gemachtigde van werkneemster vroeg daarop hoe het vertrouwen zou worden hersteld en welke scholing zou worden aangeboden, maar kreeg hierop geen antwoord. Werkgever trok het ontbindingsverzoek in en bood een mediationtraject aan, wat door de kantonrechter werd beschouwd als “mosterd na de maaltijd”.

Oordeel rechtbank

Werkneemster verzocht onder andere om betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding, evenals een vergoeding voor juridische en proceskosten. Haar verzoek was gebaseerd op het standpunt dat werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van haar gevergd kon worden. Werkgever erkende dat het gesprek op 23 februari 2023 beter had moeten verlopen en dat ze voorafgaand aan het gesprek onvoldoende had gecommuniceerd over de kritiek op de samenwerking en prestaties. Ook gaf werkgever aan dat er geen verbetertraject was doorlopen.

De kantonrechter oordeelde dat werkgever een valse grond voor ontslag aanvoerd met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren, hetgeen te kwalificeren is als ernstig verwijtbaar handelen. De werkneemster had meer dan 27 jaar bij de werkgever gewerkt zonder eerder aangesproken te zijn op haar functioneren. Bovendien was er geen poging gedaan om een verbetertraject op te zetten of om te voldoen aan de herplaatsingsplicht. De werkgever had enkel aangegeven gesprekken met de werkneemster te hebben gevoerd, maar dit werd onvoldoende onderbouwd.

Conclusie

De kantonrechter concludeerde dat werkgever, door haar werkwijze en het gebrek aan een voorafgaand verbetertraject, had bijgedragen aan de onherstelbare verstoring van de arbeidsverhouding na een dienstverband van ruim 27 jaar, zonder enige eerdere aanmerkingen op het functioneren van werkneemster. Dit werd als ernstig verwijtbaar handelen beschouwd, wat leidde tot de toewijzing van de transitievergoeding van €60.633,33 en een billijke vergoeding van €115.000,–.

Het vonnis benadrukt dat werkgevers voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan bepaalde vereisten moeten voldoen. Door in deze situatie niet zorgvuldig te handelen, kunnen aanzienlijke kosten ontstaan. Heeft u vragen over dit onderwerp?  Neem gerust contact op met onze arbeidsrechtadvocaten.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Yvonne Sørensen
sorensen@sorensenadvocaten.nl