29 jun Ontslagen wegens suïcidedreiging in bijzijn collega’s
De werknemer is op 1 januari 2010 bij de gemeente Venlo in dienst getreden. De werknemer was werkzaam als bijzonder opsporingsambtenaar (BOA). Op 11 januari 2016 heeft de werknemer tijdens deelname aan een verplichte agressietraining ernstig letsel opgelopen aan zijn rechterduim. De werknemer heeft zijn werkzaamheden als BOA na het ongeval zo goed en zo kwaad als het kon voortgezet. Gaandeweg werd duidelijker dat hij, vanwege het opgelopen letsel, niet langer kon voldoen aan bepaalde verplichtingen. Per 6 november 2018 is de werknemer door de bedrijfsarts ongeschikt bevonden om zijn functie als BOA in volle omvang uit te oefenen. Wel was de werknemer geschikt voor ander passend werk. Er volgde een moeizaam re-integratietraject. Vervolgens hebben twee gesprekken tussen de werknemer en de gemeente Venlo plaatsgevonden waarin het voornemen om het dienstverband met de werknemer te beëindigen, aan de orde is gesteld. De werknemer keerde steeds meer in zichzelf en heeft op een gegeven moment een poging tot suïcide gedaan. De werknemer heeft zichzelf overgoten met een brandbare vloeistof en heeft gedreigd om zichzelf in brand te steken. De twee aanwezige collega’s hebben in paniek de ruimte verlaten. Naar aanleiding van dat incident is de werknemer op staande voet ontslagen. De werknemer verzocht de vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet en de betaling van een transitievergoeding.
De kantonrechter stelde vast dat de werknemer niet heeft betwist dat hij zichzelf heeft overgoten met een brandbare vloeistof en heeft gedreigd zichzelf in brand te steken. Hoewel de werknemer betwistte dat hij heeft gedreigd om ook een collega met een brandbare vloeistof te overgieten, achtte de kantonrechter niet doorslaggevend of dit nu wel of niet is gebeurd. Enkel en alleen al het zichzelf (in een gesloten ruimte in de nabijheid van collega’s) overgieten met een brandbare vloeistof en het dreigen om zichzelf in brand te steken, is dusdanig ernstig en heeft een zodanige impact gehad op de aanwezige collega’s, dat de gemeente Venlo in redelijkheid kon beslissen om de werknemer op staande voet te ontslaan. Het betoog van de werknemer dat hem van zijn gedragingen geen verwijt kan worden gemaakt vanwege zijn psychische dan wel psychiatrische stoornis, werd door de kantonrechter niet gevolgd. Dat sprake was van een psychische dan wel psychiatrische stoornis stond niet vast. Zelfs als daar wel sprake van zou zijn en de werknemer om die reden niet verwijtbaar zou hebben gehandeld, is de kantonrechter nog van oordeel dat de dringende reden dusdanig ernstig is, dat een ontslag op staande voet hoe dan ook is gerechtvaardigd. Daarnaast achtte de kantonrechter van belang dat aan het gepleegde feit voorbereiding door de werknemer vooraf is gegaan. De werknemer was rechtsgeldig op staande voet ontslagen.
Met betrekking tot de verzochte transitievergoeding oordeelde de kantonrechter als volgt. De kantonrechter ziet het begin van de “neergang” van de werknemer in het hem overkomen arbeidsongeval in januari 2016. De gemeente Venlo heeft tijdens het re-integratietraject steken laten vallen. Verder was de impact van het arbeidsconflict op het welbevinden van de werknemer bekend bij de bedrijfsarts. De gemeente Venlo is hier niet voortvarend mee omgegaan. Tot slot werd de werknemer in een gesprek over zijn naderende ontslag geplaatst tegenover drie medewerkers van de gemeente Venlo. Dat de werknemer daarbij het gevoel gehad moet hebben “geen kant op te kunnen” is gemakkelijk voorstelbaar. De werknemer heeft recht op de transitievergoeding van EUR 15.909,54 bruto, omdat het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Voor de hele uitspraak klik hier.
Vragen over het bovenstaande?
Neem dan contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van Sørensen Advocaten. Bel: 010-2492444